‘Met Daan.’
‘Daan, ben je vanavond thuis? Ik moet je dringend spreken.
‘Pardon?’
‘Als ik nu vertrek, dan kan ik rond een uur of acht vanavond in Amsterdam zijn. Ben je dan thuis?
‘Sorry, maar met wie spreek ik?’
‘Met Mark.’
‘Met welke Mark?’
‘Blijkbaar met de Mark die je inmiddels alweer vergeten bent.’
‘Ben jij het? Ben jij het echt Mark?’
‘Ja, oude vriend, ik ben het echt.’
‘Jezus man, je laat me schrikken! Waar heb je in godsnaam al die tijd gezeten? In de gevangenis? Moet ik me zorgen gaan maken? Gaat het eigenlijk wel goed met je?’
‘Sorry. Ik heb werkelijk geen idee. Zou ik sowieso nooit doen en wederom helaas geen flauw idee.
‘Dat ging echt iets te snel.’
‘Ik weet niet waar ik de afgelopen drie jaar ben geweest of wat ik heb gedaan. En of het eigenlijk wel goed met me gaat, kan ik je helaas ook niet vertellen. Ik wil het wel, maar kan het domweg niet. En dat voelt fucking fout, geloof me. Ik heb de antwoorden ook nodig en daarom moet ik je vanavond zien. Ben je straks thuis?’
‘Ik zorg dat ik op tijd thuis ben. Hoe laat verwacht je hier te zijn?’
‘Nog steeds Nicolaas Beetsstraat?’
‘Gelukkig wel, ja.’
‘Dan ben ik er uiterlijk om half negen.’
‘Helemaal goed! je bent meer dan welkom Mark. Heb je dan al iets gegeten? Ik laat met alle plezier een paar pizza’s bezorgen.’
‘Dank je, dit is heel belangrijk voor me. Pizza klinkt ook goed, met biertje erbij zelfs nog beter. Best grappig eigenlijk.’
‘Wat?’
‘Dat we het over pizza’s hebben wetende dat ik straks in een taxi spring om jou kippensoep te laten proeven.’
‘Kippensoep? Serieus? Houdt die kippensoep je nog steeds zo bezig?’
‘Zelfs meer dan nog steeds; sinds een paar maanden ook nog iedere dag. Probeer het liever maar niet te begrijpen, dat komt later wel. Ik vertrek nu, oke?’
‘Maak je over mij maar geen zorgen. Ik ben blij dat je me gebeld hebt. Heb je erg gemist Mark, fijn om je vanavond weer te zien. Tot straks!’
‘Dank je Daan, tot straks!’
Een paar uur later stapt Mark uit de taxi die hem van het Centraal Station naar de Nicolaas Beetsstraat heeft gebracht. Hij gaat het laatste stukje liever lopend; het helpt hem om zijn hoofd helder en zijn focus scherp te krijgen voor het gesprek met Daan. Het is kwart over acht ’s avonds als Daan zijn jeugdvriend Mark – van wie hij drie jaar lang taal noch teken heeft vernomen – met open armen ontvangt.
‘Je bent het echt he? Man, wat fijn jou te zien! Kom binnen!’ Daan kijkt hoe Mark zijn jas uittrekt en aan de kapstok hangt. Hij realiseert hij zich hoezeer hij zijn vriend de afgelopen drie jaar heeft gemist. ‘Laten we eerst maar eens een toost uitbrengen op vanavond. Wijn of bier?’ Daan loopt voor Mark uit naar de keuken, trekt een kruk onder de bar vandaan en nodigt Mark met armgebaar uit om plaats te nemen.
‘Ik heb eigenlijk wel zin in een wijntje.’ Mark denkt na. ‘Heb je iets roods open staan?’ Daan glimlacht naar zijn vriend, pakt een fles wijn uit een zeer goed gevuld wijnrek, bromt een soort van goedkeuring na het lezen van het etiket, pakt een opener uit een keukenla en trekt in een vloeiende beweging de kurk uit de hals van de fles. ‘Ja, nu wel.’ Hij pakt een schoon glas en vult deze voor de helft met wijn. ‘Alsjeblieft, mijn vriend’ Daan houdt de fles schuin voor Mark en wijst naar het etiket. Deze wijn is gebotteld in het jaar dat wij elkaar op school eeuwige vriendschap zwoeren.’ Met een blik alsof nu alles duidelijk is, zet Daan de fles terug op de bar en kijkt Mark doordringend aan. ‘Moet ik me zorgen maken over jou, Mark?’
‘Moeten sowieso niet. En of het slim of verstandig is? Lastig… Mag ik daar later vanavond op terug komen?’
‘Natuurlijk mag dat.’ Daan zoekt naar een bruggetje om het gesprek op gang te brengen. Hij pakt zijn glas wijn en brengt het in stelling om te kunnen proosten. ‘Proost vriend. Op vanavond, op jou en op alle vragen die je nog zult stellen in dit leven’. Daan bedenkt zich en zet zijn glas op tafel. ‘Nee, voor nu alleen op die zo belangrijke vraag. De vraag die vanavond beantwoord moet worden, no matter what.’ Hij heft het glas opnieuw. ‘Op de vraag der vragen.’
‘Lechaim.’ Markt lijkt er nog iets aan toe te willen voegen, maar besluit het er toch maar bij te laten. ‘Op de vraag der vragen.’
Daan maakt met zijn hand een ronddraaiend gebaar om aan te geven dat hij meters wil maken. ‘Misschien een mooi moment om me te vertellen welke vraag voor jou de vraag der vragen is.’
‘Goed plan, ik begin toch wel te voelen dat ik vandaag een aantal maaltijden heb overgeslagen.’
Daan loopt in de richting van de voordeur maar bedenkt zich dan. Hij draait zich om en trekt de deur van de koelkast open. ‘Je kunt kiezen: kouder dan lauw of lauwer dan koud.’ De biertjes die hij er een uurtje eerder bij heeft gezet zijn nog te lauw; de koudste – en dus de lekkerste – staan compleet ingebouwd achter in de koelkast.
‘De koudste graag, lauw bier en ik passen niet bij elkaar.’
Mark kijkt naar Daan en knikt vol zelfvertrouwen dat de boodschap duidelijk is en de koude biertje hoe dan ook
Daan gaat op zijn hurken zitten en vraagt zich wat er gebeurt als hij twee van de achterste biertjes onder pardon uit hun omgeving plukt.
Markt ziet hoe Daan peinzend de koelkast nauwkeurig bestudeert. Hij krijgt niet echt de indruk dat er staat te gebeuren. maar niet van plan lijkt
Mark kijkt naar Daan die inmiddels al en tijdje bewegingloos op zijn hurken voor de koelkast zit.
‘Verwacht je dat die flesjes bier uit zichzelf naar je toe komen lopen?’
‘Nee, ik probeer een domino-effect in mijn koelkast te voorkomen, de lekkerste staan namelijk helemaal achterin.’ Daan besluit het er op te wagen en manoeuvreert twee biertjes zo voorzichtig mogelijk langs hun obstakels. ‘Tadaaa!’ Triomfantelijk en met gestrekte armen presenteert hij het resultaat.
‘Ik ben trots op je!’ Mark neemt één van de biertjes van zijn vriend over. ‘Lechaim vriend!’
‘Proost!’ Daan neemt een slok bier, zet het flesje weg en kijkt Mark recht in de ogen aan. ‘Drie jaar geleden vierden wij in een donkere kroeg in Groningen dat je je studie had afgerond. We hadden ons behoorlijk vol laten lopen en hadden die avond en nacht een hele duidelijke mening over van alles en nog wat. Ik weet niet meer wat er precies gebeurde, maar wel dat er iets gebeurde, iets waardoor jij vanaf dat moment alleen nog maar met kippensoep bezig was. Tot vandaag heb ik er eigenlijk niet meer aan gedacht, maar door wat je daar vanmiddag over zei, ben ik inmiddels wel heel erg nieuwsgierig geworden naar wat er toen die avond gebeurde.’
Mark staart minutenlang zwijgend voor zich uit. Zweet parelt op zijn voorhoofd. Hij zucht diep en neemt een grote hap adem.
‘Wat die avond gebeurde leek in het begin tamelijk onschuldig en eerder grappig dan bedreigend.’ Mark beet op zijn onderlip. ‘Na een maand begon het me echter tot me door te dringen, dat er wel degelijk iets met me aan de hand moest zijn.’ De stem van Mark trilde. ‘Dat er wel degelijk iets met me aan de hand is, dat snap ik inmiddels wel. Maar daar houdt het snappen op en begint het vastlopen.’ Mark ziet dat Daan zeer aandachtig zit te luisteren en is verbaasd dat hij daar zo’n fijn gevoel bij heeft.
‘Ik luister Mark.’
‘Weet je nog dat ik toen midden in een discussie over fatalisme zonder aanleiding zeer stellig verkondigde dat je niemand kunt uitleggen hoe kippensoep smaakt?
‘Dat herinner ik me nog wel, ja.’
‘Die opmerking sloeg nergens op en paste ook niet in de discussie die ik met je had die avond. Maar voor mij stond de wereld gedurende een aantal paar seconden volledig op zijn kop. Gedurende een paar seconden was ik in en andere omgeving en sprak ik met mensen die ik daarvoor nog nooit had gesproken. Alsof ik gedurende die paar seconden met een andere tijdlijn in contact stond.
‘Ik ben nu hier om mijn belangrijkste vraag beantwoord te krijgen,’ Mark peutert nerveus aan het etiket van het flesje bier. ‘Het antwoord op de vraag wie of wat ik nou eigenlijk ben: een zwaar begaafde ziener of een gek met een neurologisch probleem.’
Ondanks dat Daan er op voorbereid was, dat een gesprek met Mark nooit zonder verrassingen komt, had hij deze vraag absoluut niet verwacht. ‘Mag ik uit jouw vraag opmaken dat jij dat zelf niet kunt beoordelen?’ vroeg Daan.
‘Ik heb wel een idee,’ zei Mark, ‘maar ik vertrouw daar nu liever niet op.’ Hij keek naar zijn vriend. ‘Ik vertrouw liever op jou.’
Daan zag dat Mark worstelde met zijn emotie. Het raakte hem om zijn vriend zo kwetsbaar te zien. ‘Wat is er de afgelopen vijf jaar toch allemaal met je gebeurd, man?’
‘De korte versie? Anderhalf jaar geleden zat ik bij mijn dokter. Ik had al drie dagen niet geslapen en was hard aan slaappilletjes toe.’ Mark nam een slok bier en schoof zijn lege flesje in de richting van Daan. ‘En opeens, zonder enige aanleiding, hoorde ik mezelf tegen de dokter zeggen, dat ik me zorgen maakte over mijn vrouw Karin. En voor alle duidelijkheid: ik ben niet getrouwd en ik ken geen Karin.’ Mark keek Daan aan. ‘Sindsdien gebeurt zoiets standaard na drie dagen zonder slaap.’
Daan hapte inmiddels naar adem. ‘Bedoel je te zeggen dat de kans bestaat dat ik nu een biertje zit te drinken met een doorontwikkelde versie van Nostradamus?’
‘Als je deze omruilt voor een volle, dan wel, ja.’ Mark schoof zijn lege flesje nog iets verder naar Daan. ‘Wat Nostradamus destijds opriep door nootmuskaat te snuiven, dat roep ik op door drie dagen wakker te blijven.’
Daan liep naar de koelkast, pakte de eerste de beste biertjes die hij zag en zette er één vlak voor zijn vriend op de bar. ‘Geen wonder dat je niet kunt slapen… Proost dan maar, meneer Nostradamark!’ Hij zette zijn eigen biertje tegen zijn mond en liet de gehele inhoud in één keer in zijn keel lopen. ‘En het alternatief is dat je knettergek bent?’
‘Volgens mij is dat dan inderdaad het enige alternatief,’ bevestigde Mark. ‘wellicht heb ik ze allemaal nog wel op een rijtje, maar niet meer in de juiste volgorde.’ Hij nam een flinke slok bier en leek even moeite te hebben met het onderdrukken van een opborrelende boer. ‘Misschien ben ik daarin ook wel anders dan anderen.’
‘Zei je wat, lieverd?’ Mark schrok toen hij zich realiseerde wat hij net tegen zijn vrouw had gezegd; blijkbaar gebeurde het weer. Hij zat in het kantoor van zijn vrouw Karin en wachtte tot ze zover was om met hem mee te kunnen gaan naar de kliniek. Zijn neuroloog had gevraagd of ze die middag wilden komen om de definitieve uitslag van het onderzoek met hem te bespreken.
‘Het gebeurde weer, lief.’ Mark sprak met een zachte, bijna onhoorbare stem. ‘Ik hoop zo intens dat je nooit echt zult begrijpen wat er nu met me gebeurt.’ Mark zag dat Karin hem niet begreep. ‘Sommige dingen kun je namelijk niet uitleggen, die moet je zelf ervaren. Zoals bijvoorbeeld kippensoep’ Hij pakte de hand van zijn vrouw en drukte die tegen zijn lippen. ‘Zonder te proeven zul je immers nooit weten hoe het smaakt.’ Een traan rolde over zijn wang. ‘Nee, dit mag je nooit echt begrijpen…’
Opdracht: Kort verhaal